dinsdag 26 november 2013

Over een oorlog en een regenboog.

In de herfstvakantie nam ik de kinderen mee naar de loopgraven in Diksmuide. Een ideale plek om buiten zijn, verstoppertje spelen en geschiedenis aanleren te combineren. Onderweg er naar toe, met op de achtergrond de oorlogsverhalen van Willem Vermandere, deed ik een poging om iets te vertellen over die Groote Oorlog in woorden die een 7-jarige en een 4-jarige begrijpen. (De 2-jarige liet ik lustig over de koeien praten.)

Torben kreeg ik mee in het verhaal dat oorlog meer is dan soldaatje spelen. En met wat angst in zijn stem vroeg hij mij al gauw: 
‘Dat zal nu bij ons toch nooit meer gebeuren hé mama, er komt geen derde wereldoorlog he?’

Ik kon hem helaas geen bevestigend antwoord geven. 

Teveel indrukken die ik de laatste tijd opdeed weerhielden mij om hem te antwoorden met ‘Maar neen jongen, nu zullen de mensen hier zoiets nooit meer doen’.

Indruk 1 
In september was ik getuige van de uithuiszetting van zo’n 300 Afghanen uit het huis in de Troonstraat. Ik was net ervoor op bezoek geweest bij cliënten die in het huis zaten. Ik stond aan de overkant van de straat te kijken, met de dochter van één van die cliënten naast me, hoe een enorme politiemacht met groot machtsvertoon het huis omsingelde en binnendrong. Alsof het een huis vol criminelen was. 
Mijn mond werd droog en mijn maag kromp samen. Ik wist niet wat ik zag. 
Een kwartier later werden de Afghanen in kleine groepjes verplicht het gebouw te verlaten. Met valiezen en zakken en kinderen strompelden ze naar buiten. De wanhoop in hun ogen. 

Indruk 2
Mijn man en ik maken er al een tijdje mopjes over. Over de profiteurs. En dat iedereen op den duur een profiteur is. En dat iedereen de ander verwijt dat hij een profiteur is. 
De vreemdeling is de grootste profiteur. Maar ook de leefloner is een profiteur. En de werkloze, ja die ook. Alle, de meesten toch. De arbeiders met hun vakbond, dat zijn toch ook profiteurs hé. En de bedienden, die maar hun uurtjes komen kloppen. Om van de ambtenaren dan maar te zwijgen. En de bazen ja, die profiteren van het werkvolk natuurlijk. De politiekers profiteren van hun toeslagen zonder er iets voor te doen. En dan de mensen met veel kinderen, die profiteren toch ook maar mooi van al dat kindergeld. 

We spreken misschien beter over profiteursprincipe in plaats van over solidariteitsprincipe. 

Wij maken er mopjes over. Maar eigenlijk is het helemaal niet om te lachen. 


Indruk 3
De politieke kleuterklas waarin ons land verzeild is geraakt. Waarin politiek draait om het zo goed mogelijk zwart maken van de andere partij. Waarin de ene partij niet moet onder doen voor de andere. En dat terwijl er zo’n grote problemen dringend een oplossing nodig hebben op lange termijn. Zowel economisch, ecologisch als sociaal staan we mijns inziens voor de grootste uitdagingen in decennia. 
Maar niemand die het aandurft om te werken aan echte verandering!
Nee, brokjes en beetjes beknibbelen. Samen een akkoordje bedisselen waarmee ieder een beetje gelijk heeft. En de andere vooral niets. Maar waar niemand mee geholpen is. 

Of is het misschien een tactiek? Onrust en angst zaaien? En nadien...?
Het is al eerder een tactiek geweest. 

Ik ben altijd trots geweest op het feit dat ik mijn stem mocht uitbrengen. 
Maar ik zou niet weten wie volgend jaar mijn trots verdient. 

Indruk 4
Ik ben opgegroeid in een Vlaamsgezind gezin. 
Ik heb daar drie dingen uit onthouden: 
1. Dat we trots moeten zijn op onze eigenheid (wat je daar ook maar onder wil verstaan). 
2. Dat we respect moeten hebben voor ieders eigenheid. 
3. En vooral dat we mensen die het nodig hebben moeten helpen. 

Met de jaren en de ervaringen kwam ik er achter dat ‘Vlaamsgezind’ voor veel mensen een andere betekenis had. 
Onlangs nog las ik (in een verveeld moment waarop ik een lokale blog las, waarvan ik al langer weet dat ik die beter niet lees) een commentaar op het feit dat iemand van de lokale NVA-afdeling aanwezig was op de herdenking van de WO-slachtoffers. En zo las ik ooit ook commentaar dat iemand van die afdeling denkt een Vlaming te zijn maar toch zijn boodschappen doet over de grens hier, in Dunkerque. 
Zo’n opmerkingen maken mij bang. Even bang als de extreem rechtse opmerkingen. Want het zijn zo’n opmerkingen die mij bewijzen dat we niets geleerd hebben uit die twee wereldoorlogen. 

En ja, ik mag dan jong en naïef en blond en klein en vrouw zijn. Ik weet dat Vlaamsgezinden mee gevochten hebben met de Duitsers. En dat de Duitsers de slechten waren. En dat ze vreselijke dingen gedaan hebben. 

Maar toevallig lees ik ook veel. En ik lees graag boeken over die oorlogen, als kind al. Daaruit heb ik geleerd dat in een oorlogssituatie zwart niet altijd zwart is en wit niet altijd wit. Dat mensen veel doen om te overleven. En wat ik vooral geleerd heb is dat haat de grootste boosdoener is. Dat haat mensen aanzet tot vreselijke dingen. Haat. En angst. 



Haat. 
En angst. 
Kom ik de laatste tijd meer en meer tegen rondom mij. 

Ik kon mijn zoon niet beloven dat er nooit meer oorlog komt. 


Mijn schuilkelder staat niet klaar hoor. Mijn voorraad wordt niet aangevuld. Ik probeer ook mijn zoon geen angst aan te praten. Ik geloof niet dat er al gauw een derde wereldoorlog aan komt. Maar te veel word ik geconfronteerd met het gevoel dat we niets geleerd hebben uit het verleden. 

Toen we naar huis reden van Diksmuide, nadat we verstoppertjes gespeeld hadden in de loopgraven, genoten we van de kleurenpracht van een dubbele regenboog. 








Geen opmerkingen:

Een reactie posten